Μαύρα Φρούδια

Με συμφωνία ψυχής, λύρα, λαούτο, χάρντι-γκάρντι, νταφ, σαντούρι, νταούλι, κιθάρα, μπεντίρ, κοπούζ, ζαρμπ, ξανοίγονται σε μια πολυχρωματική θάλασσα ανάμεσα σε Κρήτη, Βαλένθια και Περσία δίχως να παρεκκλίνουν απ’ την επίσημη ρότα.

Αθηνόραμα


Η νέα δουλειά του Στέλιου Πετράκη θα διατίθεται τις αμέσως επόμενες ημέρες από το «Μελωδικό Καράβι»! Μουσικός υψηλού επιπέδου, ο Πετράκης έχει κεντρίσει το ενδιαφέρον της world κοινότητας και δεν είναι διόλου τυχαίο ότι η προηγούμενη εργασία του «Ωρίων» τιμήθηκε με μια πολύ σημαντική διάκριση, αφού ξεχώρισε στην κατηγορία «world music» στα βραβεία του οργανισμού «Just Plain Folks» (www.jpfolks.com), που εδρεύει στην Indianapolis των ΗΠΑ. Τα Μαύρα Φρούδια, όπως θα τιτλοφορείται το νέο cd, θα περιλαμβάνει 8 οργανικές συνθέσεις κι ένα παραδοσιακό κομμάτι, τον «Πάνω χορό Καρπάθου» (από την Όλυμπο), που είχε ακούσει ο Πετράκης από τον Μιχάλη Ζωγραφίδη, τον γλεντιστή της Καρπάθου. Η Σητεία, από όπου κατάγεται ο Πετράκης είναι το ανατολικότερο σημείο Κρήτης και πολύ κοντά στην Κάρπαθο κι έτσι, αυτά τα ακούσματα είναι οικεία στους μουσικούς αυτής της γωνιάς του νησιού. Το υπόλοιπο υλικό στα «Μαύρα Φρούδια», δουλεύτηκε από κοινού με τον Efren Lopez, Ισπανό… πολυμουσικό, με μεγάλη πορεία στη world music, αφού το γκρουπ στο οποίο συμμετείχε πρωταγωνιστικά ο Lopez, οι L’Ham de Foc έδωσε πολύ σημαντικές δουλειές κατά την προηγούμενη δεκαετία και απέσπασε πολύ θετικές εντυπώσεις και κριτικές. Ο μουσικός από τα περίχωρα της Βαλένθια συνεργάζεται εδώ και πολλά χρόνια με μουσικούς από τη χώρα μας και σε επόμενη σελίδα του musicpaper.gr θα αναφερθούμε εκτενώς σε αυτή του τη δραστηριότητα και θα κάνουμε και ειδικό αφιέρωμα στον ίδιο. Στα «Μαύρα Φρούδια», οι Πετράκης και Lopez μοιράστηκαν δημιουργικά τις ιδέες τους, στηρίχθηκαν εξολοκλήρου στις δικές τους δυνάμεις για την παραγωγή και την ενορχήστρωση του δίσκου και ο μόνος καλεσμένος μουσικός, που συμπράττει μαζί τους είναι ο εξαιρετικός Bijan Chemirani, που έπαιξε τα κρουστά. Το cd θα διατίθεται από το «Μελωδικό Καράβι», όπως αναφέραμε, επίσης από την κρητική εταιρεία «Σείστρον», ενώ θα κυκλοφορήσει πολύ σύντομα και στην Ισπανία (θα ακολουθήσει και η Γαλλία), όπου το ενδιαφέρον γι’ αυτή τη δουλειά είναι ήδη μεγάλο, αφού σε μία πρόσφατη, πρώτη παρουσίαση σε ένα φεστιβάλ στην Καταλωνία η ανταπόκριση του κοινού υπήρξε πολύ μεγάλη και τα σχόλια που απέσπασαν οι δύο καλλιτέχνες άκρως κολακευτικά! Κατά τον Απρίλη περιμένουμε την παρουσίαση της συγκεκριμένης δουλειάς και στην Αθήνα. Στα Μαύρα Φρούδια παίζουν οι μουσικοί Στέλιος Πετράκης (κρητική λύρα και κρητικό λαούτο), Efren Lopez (λαούτο, μπούλγαρι, κοπούζ, άταστη κιθάρα, ζανφόνα, ραμπάμπ, νταβούλ, ταρ και σαντούρι), Bijan Chemirani (ζαρμπ, μπεντίρ, γκατάμ, κανχίρα και νταϊρέ).

Musicpaper


In februari was Stelios Petràkis voor het laatst in onze contreien. Samen met Yorgis Xyloùris en nog enkele Kretenzische cracks gaf hij op 19 maart in het Kraakhuis van de Gentse Bijloke een schitterend concert dat enkel door een mindere akoestiek iets van zijn glans verloor. In de marge van ons verslag hier op Folkroddels wijdden we twee paragrafen aan de figuur van Petràkis, die erin slaagt een schakel in de traditie te zijn en die traditie tegelijk een nieuw gelaat te geven. We verwijzen dan ook naar dat stuk om een beeld te krijgen van deze belangwekkende muzikant en instrumentenbouwer. ‘Mavra Froudia (Black Eyebrows)’, met Efrén López (Spaanse componist, draailierspecialist en bespeler van een brede waaier aan snaarinstrumenten, ook al present op Petràkis’ baanbrekende ‘Orion’ cd), kregen we voor het concert niet te horen wegens toen nog maar pas uit. En met het veel bejubelde ‘If I Greet The Mountains/Si je salue les montagnes’ van Yorgis Xyloùris-Stelios Petràkis-Periklís Papapetrópoulos (op het Franse Accords-Croisés label; 2009) waren we toen nog maar amper vertrouwd. Dat bleek overigens een serieus gat in onze cultuur (er zijn er helaas nog heel wat…). López en Petràkis hadden los van elkaar een aantal composities achter de hand, stukken die ze niet kwijt konden in de vele verbanden waarin beiden actief zijn. De Spanjaard had er vier, de Griek drie en dat vulde Petràkis solo aan met een bewerking van ‘Pano Choros’ (‘Dans van boven’), een traditionele dans van het bergdorp Ólymbos op het eiland Kàrpathos. Da’s geen toeval: Petràkis is afkomstig van Sitia op Kreta waar Kàrpathos tegenover ligt, op weg naar Rhodos. Van in zijn jeugd leerde hij de melodieën van het eiland kennen, wat zijn affiniteit verklaart. Stelios leerde het stuk van een lyraspeler uit Ólymbos, Michàlis Zografídhis. Normaal moet de dans gespeeld worden met een lyra en een tsamboùna (eiland doedelzak), maar Petràkis herwerkte het voor twee lyra’s. De ritmiek vraagt om een slagwerker. Petràkis werkt, zoals zijn mentor Ross Daly, al een hele poos samen met leden van het Chemirani Trio, Perzisch klassieke muziek ensemble, leden van dezelfde familie, vader Djamchid en zonen Kevyan en Bijan. Van in het begin hebben de Chemirani’s de poort opengezet voor we wereldmuziek en in die zin een reputatie opgebouwd (zie o.a. de cd’s ‘Microkosmos’ van Ross Daly en ‘Kismet’ van Petràkis-Bijan Chemirani, maar ook projecten met muziek uit Afrika, Mongolië, India…). Op ‘Mavra Froudia’ (Wij verkiezen het voor onze streken fonetisch correctere ‘Màvra Froùdhia’), opgenomen in Petràkis’ Mochlos Studio, speelt Bijan een areaal van oosters slagwerk: bendir, zarb, daf en andere, soms nog exotischer instrumenten. Stelios speelt lyra of lyra’s, heel occasioneel nog iets anders (laoùto, bulgari) en López begeeft zich aan een imposante rij (vooral snaar)instrumenten, die meer dan het slagwerk instaan voor een enigszins ongewone klank, toch voor wie vertrouwd is met Kretenzische vedelmuziek. Vooral de draailier en de hurdy gurdy(López maakt een onderscheid tussen beide) geven een verrassend maar zeker niet onaangenaam effect. Toen we het openende titelnummer (‘Black Eyebrows/Celles nègres’) hoorden, waren we ervan overtuigd dat dit een Petràkis compositie was. Bleek dit toch afkomstig te zijn van López, maar die bekent dat hij dit componeerde ‘àlla Petrakis’, zoals hij het zelf formuleert, in de stijl en de vorm van zijn collega. Het is geen verrassing dat het tweede, trage ‘Üç telli’ (‘Drie Snaren’, verwijzend naar de kopuz in dit nummer, de kopuz of kobuz zijnde een oud fretloos snaarinstrument, verwant met Turkse instrumenten maar in Kirgizië niets minder dan een nationaal symbool), door Petràkis ‘à la López’ werd gecomponeerd! López schreef het volgende ‘Hortus Deliciarum’ (‘De Tuin van Eden’, zo genoemd omdat de oorspronkelijke titel ‘Trochopliktotzitzikolyra’ was… Geen nood: López legt het fijntjes uit!) ter ere van het schilderij van Hieronymus Bosch, waarop de bekendste middeleeuwse afbeelding staat van een draailier. Het volgende ‘Sývritos’ zit dan weer een stuk dichter bij de Kretenzische tradities, want in wezen is dit een syrtos in de stijl van Rethymnon, maar de draailier zorgt hier weer voor een ongewoon coloriet. Ook voor ‘A.A.A.A.A.A.A.’ heeft López een prachtige verklaring, maar muzikaal duikt de Spanjaard het oosten in: hij componeerde het stuk op een rabab, oosters snaarinstrument (al of niet met strijkstok), instrument dat trouwens door de Moren Spanje zou binnen gebracht zijn tijdens hun veroveringstocht in het begin van de 8e eeuw. Heel sterk vinden we het volgende ‘El nuwol d’Oort’ dat López maakte samen met Chemirani, een complex stuk, dat ondanks de ideeënrijkdom een grote uniformiteit bezit, waarin ook de lyra van Petràkis een belangrijke rol speelt (Dochtertje Dèspina Petràki heeft hier een vocale inbreng, al is die beperkt tot een ultra korte, leuke intro) Intussen weten we ook dat López grossiert in titels met bijzondere geladenheid, wat niet van zijn spitsbroeder kan gezegd: Petràkis noemde het volgende gewoon ‘Saros’, naam van een eilandje ten noorden van Kàrpathos. Hoe klein het ook is, Saros kende een eigen muzikale stijl, verwant aan die van Kàrpathos maar toch eigenzinnig. Eigenzinnig is ook ‘Mavra Froudia’, het resultaat van de samenwerking van drie muzikanten uit drie in wezen totaal verschillende culturen. Dat ze elkaar al eerder kenden en peilden, helpt te begrijpen hoe ze elkaar ook zo goed vinden. De confrontatie is avontuurlijk en bij voorbeeld in ‘El nuwol d’Oort’ hoor je hoe dit kan leiden tot een nieuwe synthese. ‘Mavra Froudia’ is geen verraad aan het verleden, daarvoor zijn deze gidsen te ervaren en te zeer gebrand op de waarden van de eigen cultuur, maar het is wel een gedurfde blik in de toekomst voor een wereld waarin we allen gedoemd zijn om met mekaar te leven. In februari was Stelios Petràkis voor het laatst in onze contreien. Samen met Yorgis Xyloùris en nog enkele Kretenzische cracks gaf hij op 19 maart in het Kraakhuis van de Gentse Bijloke een schitterend concert dat enkel door een mindere akoestiek iets van zijn glans verloor. In de marge van ons verslag hier op Folkroddels wijdden we twee paragrafen aan de figuur van Petràkis, die erin slaagt een schakel in de traditie te zijn en die traditie tegelijk een nieuw gelaat te geven. We verwijzen dan ook naar dat stuk om een beeld te krijgen van deze belangwekkende muzikant en instrumentenbouwer. ‘Mavra Froudia (Black Eyebrows)’, met Efrén López (Spaanse componist, draailierspecialist en bespeler van een brede waaier aan snaarinstrumenten, ook al present op Petràkis’ baanbrekende ‘Orion’ cd), kregen we voor het concert niet te horen wegens toen nog maar pas uit. En met het veel bejubelde ‘If I Greet The Mountains/Si je salue les montagnes’ van Yorgis Xyloùris-Stelios Petràkis-Periklís Papapetrópoulos (op het Franse Accords-Croisés label; 2009) waren we toen nog maar amper vertrouwd. Dat bleek overigens een serieus gat in onze cultuur (er zijn er helaas nog heel wat…)López en Petràkis hadden los van elkaar een aantal composities achter de hand, stukken die ze niet kwijt konden in de vele verbanden waarin beiden actief zijn. De Spanjaard had er vier, de Griek drie en dat vulde Petràkis solo aan met een bewerking van ‘Pano Choros’ (‘Dans van boven’), een traditionele dans van het bergdorp Ólymbos op het eiland Kàrpathos. Da’s geen toeval: Petràkis is afkomstig van Sitia op Kreta waar Kàrpathos tegenover ligt, op weg naar Rhodos. Van in zijn jeugd leerde hij de melodieën van het eiland kennen, wat zijn affiniteit verklaart. Stelios leerde het stuk van een lyraspeler uit Ólymbos, Michàlis Zografídhis. Normaal moet de dans gespeeld worden met een lyra en een tsamboùna (eiland doedelzak), maar Petràkis herwerkte het voor twee lyra’s. De ritmiek vraagt om een slagwerker. Petràkis werkt, zoals zijn mentor Ross Daly, al een hele poos samen met leden van het Chemirani Trio, Perzisch klassieke muziek ensemble, leden van dezelfde familie, vader Djamchid en zonen Kevyan en Bijan. Van in het begin hebben de Chemirani’s de poort opengezet voor we wereldmuziek en in die zin een reputatie opgebouwd (zie o.a. de cd’s ‘Microkosmos’ van Ross Daly en ‘Kismet’ van Petràkis-Bijan Chemirani, maar ook projecten met muziek uit Afrika, Mongolië, India…)Op ‘Mavra Froudia’ (Wij verkiezen het voor onze streken fonetisch correctere ‘Màvra Froùdhia’), opgenomen in Petràkis’ Mochlos Studio, speelt Bijan een areaal van oosters slagwerk: bendir, zarb, daf en andere, soms nog exotischer instrumenten. Stelios speelt lyra of lyra’s, heel occasioneel nog iets anders (laoùto, bulgari) en López begeeft zich aan een imposante rij (vooral snaar)instrumenten, die meer dan het slagwerk instaan voor een enigszins ongewone klank, toch voor wie vertrouwd is met Kretenzische vedelmuziek. Vooral de draailier en de hurdy gurdy(López maakt een onderscheid tussen beide) geven een verrassend maar zeker niet onaangenaam effect. Toen we het openende titelnummer (‘Black Eyebrows/Celles nègres’) hoorden, waren we ervan overtuigd dat dit een Petràkis compositie was. Bleek dit toch afkomstig te zijn van López, maar die bekent dat hij dit componeerde ‘àlla Petrakis’, zoals hij het zelf formuleert, in de stijl en de vorm van zijn collega. Het is geen verrassing dat het tweede, trage ‘Üç telli’ (‘Drie Snaren’, verwijzend naar de kopuz in dit nummer, de kopuz of kobuz zijnde een oud fretloos snaarinstrument, verwant met Turkse instrumenten maar in Kirgizië niets minder dan een nationaal symbool), door Petràkis ‘à la López’ werd gecomponeerd!López schreef het volgende ‘Hortus Deliciarum’ (‘De Tuin van Eden’, zo genoemd omdat de oorspronkelijke titel ‘Trochopliktotzitzikolyra’ was… Geen nood: López legt het fijntjes uit!) ter ere van het schilderij van Hieronymus Bosch, waarop de bekendste middeleeuwse afbeelding staat van een draailier. Het volgende ‘Sývritos’ zit dan weer een stuk dichter bij de Kretenzische tradities, want in wezen is dit een syrtos in de stijl van Rethymnon, maar de draailier zorgt hier weer voor een ongewoon coloriet. Ook voor ‘A.A.A.A.A.A.A.’ heeft López een prachtige verklaring, maar muzikaal duikt de Spanjaard het oosten in: hij componeerde het stuk op een rabab, oosters snaarinstrument (al of niet met strijkstok), instrument dat trouwens door de Moren Spanje zou binnen gebracht zijn tijdens hun veroveringstocht in het begin van de 8e eeuw. Heel sterk vinden we het volgende ‘El nuwol d’Oort’ dat López maakte samen met Chemirani, een complex stuk, dat ondanks de ideeënrijkdom een grote uniformiteit bezit, waarin ook de lyra van Petràkis een belangrijke rol speelt (Dochtertje Dèspina Petràki heeft hier een vocale inbreng, al is die beperkt tot een ultra korte, leuke intro) Intussen weten we ook dat López grossiert in titels met bijzondere geladenheid, wat niet van zijn spitsbroeder kan gezegd: Petràkis noemde het volgende gewoon ‘Saros’, naam van een eilandje ten noorden van Kàrpathos. Hoe klein het ook is, Saros kende een eigen muzikale stijl, verwant aan die van Kàrpathos maar toch eigenzinnig.Eigenzinnig is ook ‘Mavra Froudia’, het resultaat van de samenwerking van drie muzikanten uit drie in wezen totaal verschillende culturen. Dat ze elkaar al eerder kenden en peilden, helpt te begrijpen hoe ze elkaar ook zo goed vinden. De confrontatie is avontuurlijk en bij voorbeeld in ‘El nuwol d’Oort’ hoor je hoe dit kan leiden tot een nieuwe synthese. ‘Mavra Froudia’ is geen verraad aan het verleden, daarvoor zijn deze gidsen te ervaren en te zeer gebrand op de waarden van de eigen cultuur, maar het is wel een gedurfde blik in de toekomst voor een wereld waarin we allen gedoemd zijn om met mekaar te leven.

Antoine Légat (07 06 11), Folkroddeks


Black Eyebrows introduces a superb Greek/Spanish/Iranian trio. These multi-instrumental virtuosi make dramatic yet elegant music – new, truly original, but richly informed by various venerable traditions. Stelios Petrakis is most especially a master of the Cretan lyra. As innovative luthier and exploratory player, he is a significant figure in the continuing development of an ancient, upright, uncannily ‘vocal’ fiddle. Efrén López plays very many things, most especially lutes (fretted and fretless) and hurdy gurdy. In this context, Bijan Chemirani is a very sensitive hand-drummer. Stelios Petrakis has a very attractive website with lucid English content and some superb videos: http://www.steliospetrakis.com/?lang=en

A jaw-dropping duo version of the album’s titlepiece (Celles Negres, or Black Eyebrows) is currently the 2nd video, here: http://www.steliospetrakis.com/multimedia/video?lang=en

English version of Efrén López’s site has a deliciously unconventional biography: http://www.efrenlopez.net/web_angles/angbio.htm

ABC Radio National


It is quite rare to find, in so-called world music, a unique and original meeting of cultures, striking in its obvious, organic and modest simplicity. As if that is the way things should be, without artificial political/artistic/cultural conventions and free of the new-age baggage of superficial slogans about one world without borders. But that is exactly the magic behind the Mediterranean trio of Cretan lyra playerStelios Petrakis, Spanish multi-instrumentalist Efrén López and Iranian/French percussionist Bijan Chemirani (son of the great Iranian zarb master Djamshid Chemirani). All three have collaborated before with Greek/Irish multi-instrumentalist Ross DalyMavra Froudia (Black eyebrows) succeeds in sounding fresh, open and timeless—unbound by traditional musical cultures, but still based on the three musicians’ musical heritages by the broadest definition.: the Greek is similar to the Turkish and the Persian; The Persian to the Indian, Afghan, Arab and the Spanish and Andalusian to the Moorish and Arab. It is indeed, at least musically speaking, a small world. From the opening title track the trio articulates its intentions— open, intimate and receptive collaboration, as this López-penned composition bounces gently between Greek, Andalusian and Middle-Eastern genres without subscribing fully to any. Petrakis’ “Üç Telli” sounds rooted in ceremonial Turkish classical music, enhanced by López’s masterful playing on kopuz—a Turkish string instrument but with a character all its own. The mysterious “Hortus Deliciarum” is an imaginary medieval/modern dance, with virtuosic interplay between López’s hurdy-gurdy and Petrakis’ lyra. The fast duo of López and Petrakis, on assorted string instruments on the dance-like “Syvritos,” is another testament to their versatility, and ability to assimilate elements from other cultures into their own musical vocabulary. “A.A.A.A.A.A.A” begins as traditional Afghan/Middle Eastern composition, but soon finds a modern life all its own, as Chemirani, López and Petrakis exchange solos. “El Nuvol d’Oort” combines themes taken from a 12th Century troubadour song with ideas referencing the theories of astronomer Jan Oort, cohesively tied together by Chemirani’s solo percussion. The last two compositions “Saros” and the traditional “Pano Choros,” are rooted in the rich musical culture of the island of Karpathos: the first, a gentle dance; the second (the most popular dance from that island), played only by Petrakis on two lyras. Hopefully this debut from Petrakis, López and Chemirani will be but the first in a string of many future collaborative projects by this excellent trio. Track Listing: Mavra Froudia; Üç Telli; Hortus Deliciarum; Syvritos; A.A.A.A.A.A.A; El Nuvol d’Oort; Saros; Pano Choros. Personnel: Stelios Petrakis: lyra, lute, baglama; Efrén López: hurdy gurdy, rabab, oud , fretless guitar, kopuz; Bijan Chemirani: zarb, daff, bendir, ghatam, kanjira, tambourine; Despoina Petraki: voice (6).

all about jazz


Τρεις ανήσυχοι και ερευνητικοί μουσικοί, που γράφουν και παίζουν τα έργα τους με ευχαρίστηση, όπως ακούγεται, και με μεγάλο ενδιαφέρον για τα μικρά μονοπάτια και τα μεγάλα δίκτυα διάδοσης της μουσικής που αναπτύσσονται εδώ και αιώνες στη Μεσόγειο. Ο Στέλιος Πετράκης από την Κρήτη, λυράρης, λαουτιέρης και μουσικοσυνθέτης, νιώθει κι αυτός όπως και άλλοι συνάδελφοί του τις μυρωδιές της ανατολικής και της δυτικής Μεσογείου που φτάνουν στο νησί και προσπαθεί να τις κάνει αυτό που πρέπει να τις κάνει: πηγές έμπνευσης. Ο Ισπανός Efren Lopez από τη Βαλένθια, που παίζει πολλά όργανα, είναι πολυταξιδεμένος και μελετητής των ιδιωμάτων της Μέσης Ανατολής και του Αφγανιστάν. Είναι ιδρυτής, συνθέτης, ενορχηστρωτής και παραγωγός ενός γνωστού στην Ισπανία συγκροτήματος που λέγεται «L’ham de foc». Ο Bijan Chemirani παίζει τα κρουστά. Ζει στη Μασσαλία, όπου κι αυτός είναι αφιερωμένος στη μελέτη των διαφόρων ιδιωμάτων και στιλ. Η μουσική που δημιουργούν και παίζουν οι τρεις απηχεί ό,τι διαμορφώνει τις σχέσεις τους· ό,τι ο καθένας έχει και μοιράζεται με τους άλλους. Πρόκειται, όπως δηλώνουν, για ένα μουσικό υλικό που αντλείται από τις παραδόσεις Κρήτης, Ελλάδας, Ιράν, Τουρκίας, Αρμενίας, Αζερμπαϊτζάν, Αφγανιστάν, Ισπανίας και Γαλλίας. Χρειάζεται να διευκρινίσουμε ότι δεν πρόκειται για τα πραγματικά, των τόπων αυτών, χρώματα όπως θα τα ακούγαμε π.χ. από έναν εμπειροτέχνη μουσικό στο Αφγανιστάν ή στο Αζερμπαϊτζάν. Ούτε και παράδειγμα κλασικής, λόγιας ανατολικής μουσικής. Είναι, ωστόσο, οι ιδέες, οι αισθήσεις των καλλιτεχνών από την εμπειρία τους κι από την επαφή τους με το υλικό αυτό που είναι κι αυτές το ίδιο αληθινές. Οσο πιο καλά γνωρίζουν την ύλη που μεταπλάθουν, όσο πιο ειλικρινής είναι η προσέγγισή τους, τόσο περισσότερο είναι και το έργο τους αληθινό (αυθεντικό) αλλά βέβαια του δικού τους κόσμου. Παρουσιάζονται εδώ οκτώ συνθέσεις που καθεμιά έχει τη δική της αυτοτέλεια, το δικό της σώμα, στις οποίες δεν μπορούμε, κατά τη γνώμη μου, να μη θαυμάσουμε όχι μόνο τη δεξιοτεχνία αλλά κυρίως την ερμηνευτική την εκφραστική δύναμη που εμπεριέχουν. Το πρώτο κομμάτι, που έχει τον τίτλο «Μαύρα Φρούδια» (ποιος ξέρει γιατί «φρούδια», άραγε προφέρουν το αρχαίο «υ»;) φέρει ένα ενδιαφέρον σχόλιο από τον συνθέτη του, Efren Lopez: «Αυτό που δίνει δύναμη σε ένα βλέμμα, είναι τα μαύρα φρούδια, η ανεπιτήδευτη ομορφιά, σκληρή και γνήσια απειλητική και ελαφρώς επικίνδυνη». Η μουσική εισάγει σταδιακά μια ένταση, μια πίεση εκ των έσω που οδεύει προς ένα σημείο εκρηκτικό, σημάδι ίσως αυτού του ιδιότυπου «κινδύνου» που υπαινίσσεται ο συνθέτης. Ο Efren Lopez παρουσιάζει, επίσης, εδώ και ένα σπάνιο μουσικό όργανο (πρώτη καταγραφή στην ελληνική δισκογραφία εξ όσων γνωρίζω), ένα όργανο περίπου του 9ου μ.Χ. αιώνα με (ένα από πολλά) όνομα όπως «hurdy gurdy» και στα γαλλικά «vielle a roue», δηλαδή βιέλλα (βιολί με ρόδα), έγχορδο σχήματος βιολιού που φέρει εσωτερικά έναν τροχό με κολοφώνιο, σε επαφή με τις χορδές, ώστε (γυρίζοντάς το με μανιβέλα ο εκτελεστής) να λειτουργεί όπως το δοξάρι. Ο ήχος του θυμίζει τις γκάιντες και όπως αναφέρουν οι μαρτυρίες κατάγεται από τη Μέση Ανατολή. Ο Στέλιος Πετράκης υπογράφει τέσσερις συνθέσεις (του χρεώνω και τα παραδοσιακά της Κρήτης και της Καρπάθου, διότι επαξίως τα έκανε δικά του) εξαιρετικής ομορφιάς και ευαισθησίας.

Γιώργος Παπαδάκης, Ελευθεροτυπία


Κριτική για τη Συναυλία του Τρίο στη Μανρέσα, το Νοέμβριο του 2010.
Από το 2007, που αποφάσισε να τερματίσει την πορεία των l’Ham de Foc, o Efrén López έχει ξεκινήσει να δραστηριοποιείται έντονα, συμμετέχοντας σε «1001» projects τα περισσότερα από τα οποία περιστρέφονται γύρω από τους ίδιους βαρυτικούς άξονες : Μουσικές της Ανατολικής Μεσογείου με σημαντικές αναφορές σε περιοχές Περσικής επιρροής, και τροπικές μουσικές δομές. Μόνο την τελευταία χρονιά κυκλοφόρησαν τόσα δισκογραφικά νέα με τη συμμετοχή του, που ούτε ο αποδοτικότερος δημοσιογράφος δε θα μπορούσε να παρακολουθήσει.  Κέλλυ Θωμά,   Luigi Cinque, Βασίλης Σταυρακάκης, Yeden και οι  Ony Wytars, είναι μερικά από τα ονόματα που τελευταία έχουν εκμεταλλευτεί τη μουσική πολυδεξιοτεχνία και τη μοναδική εκφραστική του διάθεση.

Πάνε όμως μερικά χρόνια από τότε που η δική του πλευρά ως οργανοπαίχτη με τη χάρη της απανταχού παρουσίας έχει επιβληθεί σε εκείνη του συνθέτη τραγουδιών, που ήταν η αιχμή του δόρατός του παλιότερα, μία κλίση που ευτυχώς αυτό το νέο project (το τρίο) καταργεί προσωρινά. Τη μοιράζεται  με τον εκπληκτικό Κρητικό μουσικό Στέλιο Πετράκη και με τον Πέρση κρουστό Bijan Chemirani, απόγονο μιας επιφανούς οικογένειας μουσικών, δεξιοτεχνών του Zarb, και αληθινό άρχοντα του οργάνου – όπως όλη του η οικογένεια εξάλλου…

Η συναυλία τους στη Μανρέσα είναι η πρώτη τους δημόσια εμφάνιση, και όπως είναι φυσικό προσερχόμαστε σε αυτήν με έλξη γεμάτη ενθουσιασμό, που προέρχεται από την πρώτη δημόσια κοινή παράσταση αυτών των τριών μεγάλων ονομάτων…

Και όπως το περιμέναμε –και δε μπορούσε να είναι κα αλλιώς – η υπόσχεσει έχει εκπληρωθεί με το παραπάνω!   Από πού παίρνουν αυτοί οι τρείς την ηλεκτρική δύναμη που συγχρονίζει το νεύρο τους; Τι παράξενος χυμός τους ταΐζει για να γεννήσουν αυτές τις μελωδίες; Ποιά καλλιτεχνική διήθηση τους οδηγεί σε τόσο υψηλό επίπεδο αισθητικής συνοχής;  Το θέαμα αρθρώνεται με τις ενόργανες αλλαγές του Efrén και την επακόλουθη αλλαγή ηχητικής ατμόσφαιρας που αυτές θέτουν. Ο Στέλιος Παίρνει την Κρητική λύρα που θα αφήσει μόνο για να παίξει με τον Efrén ένα ντουέτο λαούτων που «σκοτώνει» και ο Bijan θα εναλλαξει το Zarb με το daff με το ίδιο αποτέλεσμα.

Η συναυλία ξεκινάει με τα «Μαύρα Φρούδια» με το λαούτο του Εφρέν και τη λύρα του Στέλιου να φτιάχνουν μια πλεξούδα που κινείται από το ουνίσονο στο διάλογο, ενώ η αρχική φράση – τέσσερις νότες – που επαναλαμβάνεται επίμονα αναδύεται και εξαφανίζεται περιοδικά, σαν βράχος μέσα στα κύματα. Η μελωδία υπνωτίζει με τα επίμονα παιχνίδια της και εμ την ακρίβεια με την οποία οι μουσικοί την αντιμετωπίζουν.

Πρωταγωνιστής του επόμενου κομματιού “Hortus Deliciarum” είναι η viola de roda που κυριαρχεί σε ένα συνεχόμενο crescendo ταχύτητας και εντάσεως που εκτελείται με μεγάλη άνεση από τους μουσικούς.

Τότε ο Efrén πιάνει μία κλασσική άταστη κιθάρα και ξεκινάει έναν αυτοσχεδιασμό φορτωμένο με glissanda στην χαμηλή περιοχή. Ενώ είναι το λιγότερο «εξωτικό» όργανο στην αίθουσα, χωρίς αμφιβολία, είναι αυτό που ακούγεται πιο παράξενα! Τα δάχτυλα γλιστράνε απαλά πάνω στις χορδές, σα να χαϊδεύουν απαλά τα φτερά μιας πεταλούδας. Όλα τα βλέμματα , ακόμα και αυτά του Bijan και του Στέλιου μένουν μαγεμένα από αυτές τις κινήσεις πάνω στην κιθάρα του Efrén, οι οποίες  θα ήταν «τρομακτικές» αν δεν παρεμβάλλόταν η ομορφιά του ήχου…

Το ντουέτο με τα λαούτα που λέγαμε προηγουμένως, δυναμώνει την ένταση με το νευρικό χτύπημα  των πεννών πάνω στις χορδές των λαούτων και την «φουρτουνιασμένη» μουσική ερμηνεία…

Έτσι μετά αγαλλιάζουμε όταν ο Efrén πιάνει το rabab και βυθίζεται στο πιο ενδοσκοπικό και εσωτερικό κομμάτι της βραδιάς. Ύστερα αφιερώνει λίγο χρόνο με το kopuz,- που σε κάποια στιγμή θα παίξει με έναν τρόπο παρόμοιο με Βαλενσιάνικο   guitarró – και θα πιάσει πάλι στο τέλος το λαούτο τελειώνοντας με κάτι εκρηκτικό, ένα κομμάτι του Στέλιου, έναν Πάνω Χορό Καρπάθου και έναν πεντοζάλη που μερικοί τολμηροί από το ακροατήριο θα απολαύσουν χορεύοντας. Οι υπόλοιποι από εμάς, με πολλή μεγάλη προσπάθεια θα μπορέσουμε μονάχα να συντονίσουμε κάποια ενθουσιώδη χειροκροτήματα. Στο τέλος μένουμε με το κορμί πολύ ταραγμένο και νιώθουμε μεγάλο θαυμασμό και κατάπληξη, πράγμα που μας κάνει σχεδόν να αδυνατούμε να σηκωθούμε από την καρέκλα…

Josep Vicent Frechina Βαρκελώνη, Δεκέμβριος 2010

Αγοράστε το CD από εδώ